Ieder zijn ding

De oudere broer is volgens mij in een vuilcontainer geëindigd, zo één die meters onder de grond zit.  In het donker tussen vuilniszakken, hoe eenzaam zou dat geweest zijn. Misschien zat er nog warm water in, dat zou me niet verbazen. 


Eigenlijk heb ik nooit afscheid kunnen nemen van die bewuste voorganger. Eerlijk gezegd miste ik hem in eerste instantie niet eens. Pas toen ik misgreep, drong tot mij door dat ie verdwenen was. 

Eerst zocht ik nog in de keuken, op de flipperkast (vreemde plek hij zou er immers met veel kabel vanaf gerold zijn, maar toch) en in al mijn tassen, (waarom heb ik er zoveel?) maar al snel werd mij duidelijk dat ie verdwenen was. 

Een onbeschrijvelijke woede maakte zich van mij meester. 

En direct na het besef hem nooit meer terug te vinden, wist ik precies wie daar debet aan was. Namelijk tijdens mijn gesprek met de (toen nog niet) dader, een uur daarvoor, had deze persoon er erg lang naar gekeken. Ik had, best bewust deze keer, de dop eraf gedraaid en die vervolgens gevuld met heet water en had het water dicht bij mijn lippen gebracht, zoals ik dat zo'n 108 keer per dag doe, om hoorbaar de hete drank met de lucht uit mijn mond te verkoelen. 

Zoals 'blowers' in gedachte of een relaas verzonken, hun djonko langs de rand van de asbak draaien om de nog niet te grote askegel eraf te laten vallen, zo blaas ik regelmatig in het gloeiend hete water dat bij lange niet gedronken kan worden. Een zogenaamde tic, die mij gedurende de dag houvast geeft. Soms nadat ik op mijn vingers getikt ben door collega's als ik voor mijn sociocratische beurt spreek, soms tijdens een ongemakkelijke stilte wanneer ik weer eens iets te pertinent uitspreek. Blazen in een miniscuul kopje heet water, ieder zijn ding.

Ook mijn huidige exemplaar verloor ik uit het oog. Een bizarre toevalligheid; oudjaarsdag, bij mijn moeder, met mijn verloofde en kotertje, na een dag assiteren tijdens het oliebollen bakken, vraagt mijn moeder of ik al mijn spullen heb, zo vlak voor vertrek. Mijn antwoord wacht ze niet af:' Jij laat eigenlijk nooit iets achter'. Dat beaam ik terwijl dan al iets me zegt toch even te checken of ik alles heb. Maar dat volle vertrouwen van mijn moeder in mijn georganiseerdheid, wil ik niet schaden dus laat ik mijn neurose los.

Wanneer we 20 minuten later op de A2 de tunnel in rijden breekt het zweet me uit. Oudjaarsnacht zonder thermoskan, in het huis van vrienden, hoe overleef ik dat?
Twee dagen later koop ik een reserve geval. Metaalkleurig, slecht geïsoleerd maar doet dienst in noodgevallen. Na een week behelpen, komt mijn favoriet weer thuis. 

Ik mag dan Boeddhist zijn en me onthechten van materie en mensen, deze thermoskan is mijn mascotte in goede en slechte tijden en vooralsnog kan en wil ik niet zonder.














Reacties