Nostalgische honger

Als ik terug denk aan mijn jeugd, herinner ik me vooral de behoefte aan eten. Die sterke behoefte las je niet aan me af, ik was toen al een flacca (slanke den) zoals ze me in Chili jaren later noemden. Maar misschien juist daarom, wie zal het zeggen. 

Zoals je in één van mijn oudere blogs hebt kunnen lezen, woonde ik van mijn 3e tot 6e op Curaçao, een paradijs voor hongerige kids als ik. Ik som even op wat er aan eetbare onderdelen er te vinden waren in onze tuin; kenepa's, limoentjes en appeldam.

Mijn zus en ik bedachten een truc om de zure limoentjes eetbaar te maken, met onze haarspeltjes prikten we gaatjes in de groene schil waarna we er stiekem suikerkorrel in propten, zo goed en kwaad als dat ging, daarna zogen we het zuurzoete sap eruit. Echte trek werd er natuurlijk niet minder van.

Het verhaal van de appeldam heeft een connectie met onze buurjongen Eddie. Onze tuinen grensden aan elkaar en heel af en toe troffen we hem bij het hek. Eddie was gek op appeldam, een kleine ronde gele/oranje vrucht met steeltje en de grote van een kers. Appeldam heeft geen sap, geen knapperige schil, het vruchtvlees heeft een beetje de structuur van een overrijpe appel maar dan dus zonder het sap. Je leest het misschien al tussen de woorden, appeldam was niet mijn favoriet. Toch kon ik op hongerige momenten deze vruchten zeer waarderen, ze lagen letterlijk voor het oprapen

Wat bleek, in Eddies tuin groeide tamarinde. Deze vruchten met van de buitenkant een bruine droge harde dunne schil met draden en binnenin pitten met bruin plakkerig zuur vruchtvlees ( ook zonder sap) waren mijn absolute favoriet. Nooit stilde dit fruit mijn honger maar wat een heerlijke smaak. Dus ontstond er een ruilhandel met de buurjongen.

Aan de straatkant in onze voortuin groeide een kenepaboom. Maar de kenepa's zaten zo hoog in de boom dat het ons nooit lukte om ze er zelf uit te plukken. Op een dag kwamen we vlak voor het vallen van de schemer terug van een weekendje strand toen uit die boom plotsklaps 3 jongens sprongen en wegsprintten. Van schrik vergaten ze hun gevulde plastic zakken, dagenlang aten we van de ronde vruchten met roze vruchtvlees en pitten met een doorsnede van een euromunt. 



Tijdens één van die gelukzalige dagen legde ik bijna het loodje, tenminste dat dacht ik. Wij als dochters van medisch personeel kregen zo ongeveer dagelijks waarschuwingen die ervoor dienden de dood uit de weg te gaan. Eén van die waarschuwingen was de kepena nooit helemaal in je mond te doen maar het vruchtvlees (een dun laagje, de pit neemt de meeste ruimte in, in de groene schil dit terzijde) er af te bijten, schrapen met de voortanden is beter geformuleerd. Ik was wat in gedachte verzonken en stopte de vrucht als geheel in mijn mond. Zodra dit tot mij doordrong slikte ik van schrik de pit door. Minutenlang zat ik verstijfd van angst te wachten op het intreden van de dood. 

Vorige week vroeg iemand die naar Suriname reist wat ze kon meenemen voor mij. Ik twijfelde even of het wel zin heeft mijn wens kenbaar te maken, waarschijnlijk zijn er invoerrechten en afspraken over etenswaren. Uiteindelijk besloot ik kenepa's en tamarinde te vragen. Ik zal kijken of het mijn nostaligische honger zal stillen.

Reacties