Ik stak er een stokje voor

Zondag vond ik mijzelf eigenlijk wel een heldin. Ik bemoeide mij met vijf kwajongens zonder ze te dissen. In eerste instantie hoorde ik ze; 'Je kankermoer en zemmel (scheldwoord voor homo)', naar elkaar roepen. Nou ben ik wel wat gewend sinds ik lesgeef ben op een ROC, dus echt geschrokken was ik niet.

Het begon pas interessant te worden toen er lege plastic flesjes mijn richting op gegooid werden. Nog steeds was ik niet van slag, eigenlijk vond ik het wel een leuke uitdaging. Het feit is namelijk dat ik sinds een jaartje cursussen doe om geweldloos te communiceren. Dit soort situaties zijn perfect om mijn skills te oefenen. Langzaam telde ik tot 3 en draaide mij om. De jongens zaten op plastic kuipstoeltjes in een verder lege tribune. Ik stond in mijn eentje langs de zijlijn naar een voetbalwedstrijd te kijken. Zodra de jongens me zagen lopen, gebeurde er iets. Niemand zei meer wat. Het enige dat ik deed was glimlachen, immers ik was totaal niet kwaad, slechts blij te kunnen oefenen.

Alle vijf de jongens zaten op de bovenste stoeltjes van de tribune. Eén was duidelijk de leider, hij had een bolle buik en wangen en leek net iets ouder en langer dan de rest. Ik ging een rij lager zitten recht tegen over de leider en begon meteen te praten. 'Wanneer jullie plastic flesjes naar mij gooien, voel ik me niet echt op mijn gemak. 'Ken je dat?' vroeg ik aan niemand in het bijzonder, 'Dat voelt vervelend als je daar staat', vervolgde ik mijn monoloogje. 
Ik was nog niet uitgepraat of de jongen met bolle wangen riep dwars door mijn tekst; 'Eeeh, bied je excuses aan die mevrouw aan sukkel!' Met zijn linkerhand wees hij naar een jongen met lichte ogen en een mager postuur. De jongen droeg een rugzak en keek me met grote ogen aan. Ik stond op en vroeg; 'Wat is de stand eigenlijk, weten jullie dat?' Nadat de leider mij geantwoord had, begon ik de traptreden af te lopen. Halverwege draaide ik me om en stond stil. 'Mijn 2 zonen voetballen mee, jullie moeten raden wie zij zijn'. Er werden allerlei rugnummers geroepen terwijl ik naar beneden liep. Eenmaal terug op mijn plek verklapte ik wie het waren. Het flesjes gooien stopte.

Na de rust hoorde ik 1 van de jongens tegen de anderen zeggen dat ie een baika had zien staan zonder slot. Achter mij hoorde ik gestommel en even later zag ik ze alle vijf richting fietsenrek lopen. Na een paar minuten fietste het slanke jongetje met rugzak wat wiebelig op de te grote omafiets richting uitgang. De anderen liepen rustig achter hem aan.

Iets in mij zei dat ik hier een stokje voor moest steken.

Een tweede oefening had zich aangediend. Deze keer iets met positieve visualisatie. Ik begon in dezelfde richting als de boys te lopen. Zacht zei ik: 'De jongens komen terug met de fiets'.

Plotseling zag de jongen met bolle wangen mij, ik wenkte met mijn hand dat hij moest komen. Ik zei: 'Kom, kòòòòm', zoals kinderen weleens doen als ze je iets willen laten zien of iets belangrijks te vertellen hebben. De jongen stond stil en wees met zijn wijsvinger naar zijn borst, het leek alsof hij zijn wenkbrauwen omhoog trok terwijl zijn mond een beetje open zakte. Ik knikte enthousiast en bleef wenken en op de groep aflopen.

Nu zag de jongen op de fiets mij ook. Met een sprong veerde hij van het zadel af en liet de fiets op de grond vallen. De groep kwam bij me staan ik zei: 'Breng de fiets snel even terug'. De jongen die de fiets had laten vallen, zei meteen dat het zijn fiets was. 'Nee hij zei dat de baika zonder slot stond', reageerde ik waarbij ik kort de jongen aangewezen had die de fiets opgespeurd had.

'Maar dan moet je me wel ff joinen', zei de magere jongen tegen de speurneus, in zijn stem klonk een lichte wanhoop. "Ja jij joint hem wel even toch, antwoordde ik meer nog dan dat ik het vroeg. 'Zet de fiets even goed in het midden van het rek zodat niemand het ziet', was mijn laatste tip. Nadat ze terug kwamen, bedankte ik ze hartelijk. Een warm gevoel vulde mijn hart.

Reacties