De rest van de dag voelde Ruben zich schuldig en boos

Op scholengemeenschap De Horizon vertrokken collega’s meestal rond een uur of vijf. Deze middag zat Ruben alleen in zijn kamer achter z’n computer, zoals hij dat na het lesgeven eigenlijk altijd deed. Het lege document staarde hem verwachtingsvol aan. 

Straks zou hij een bezoek brengen aan zijn vader die al een maand opgenomen was in het ziekenhuis en zo vermoedde Ruben het niet heel veel langer meer zou maken. Izaak, want zo noemde Ruben zijn vader sinds hij zelf puber was, had de leeftijd van 92 jaar bereikt. Iets dat zowel Ruben als Izaak zelf erg verbaasd had. Izaak had een wild leven geleid, niet vies van drank en tabak. Al meerdere keren hadden zijn hart en longen geprotesteerd maar telkens was door een groot wonder de boel met een sisser afgelopen. 

Een maand geleden echter was het anders. Er zat een tumor in zijn longen en na de bodyscan was duidelijk geworden dat er uitzaaiingen waren die niet meer operatief verwijderd konden worden. Izaak had altijd gezegd: ‘Wanneer ik onder de kanker kom te zitten, mogen jullie me een pilletje geven, ik ga niet aan de chemicaliën, die maken me kaal’. Het was een soort grap want Izaak was vrij jong al kaal geworden maar de boodschap was Ruben altijd duidelijk geweest, zijn vader wilde niet lijden. Hij was een echte levensgenieter die zich nooit had laten verzorgen of anderen had verzorgd. 

 Op de afdeling 3A van het Sint Jozef ziekenhuis hing een grafstemming vond Izaak. Al een maand lang lag hij hier op een 4 persoonskamer bij het raam dat uitkeek op de parkeerplaats van het ziekenhuis. Alle patiënten op de afdeling hadden problemen met hun luchtwegen en op zijn kamer hadden de drie mannen net als hij kanker. Eén was net geopereerd en mocht volgende week al weer naar huis, de volgende was kaal van de chemokuur en zag er volgens Izaak uit als een wandelend skelet en de derde was net als Izaak behoorlijk op leeftijd en had een reeks bestralingen achter de rug. ‘Allemaal kankerlijers bij mekaar wat valt daar mee te bespreken’, had Izaak lachend gezegd toen een verpleegkundige hem gevraagd had of hij contact met zijn kamergenoten had. 

Buiten begon het donker te worden en Izaak keek uit het raam naar de parkeerplaats waar nu veel auto’s een plekje zochten. Het bezoekuur was al een uur geleden begonnen maar om dit tijdstip wist Izaak ondertussen, gingen de meeste mensen direct uit hun werk door naar het ziekenhuis. Ruben parkeerde zijn donkerblauwe Volvo op een plekje dicht bij de slagboom. Zodra hij uitgestapt was, keek hij naar de ramen om te zien of Izaak hem aan het bekijken was. Ergens zwaaide een arm maar Ruben kon niet zien wie het was dus negeerde hij het en liep achter zijn auto langs richting de hoofdingang. 

Nadat Izaak de envelop van Ruben gekregen had kon hij zich niet meer op het gesprek concentreren. Hoewel hij heel goed wist wat er in de brief zou staan, kon hij het niet opbrengen om de envelop dicht voor hem op de sprei te laten liggen. Zodra Ruben opstond om een vaas voor de meegebrachte rozen te zoeken, pakte Izaak de envelop en scheurde het rechter hoekje aan de achterkant open. Daarna stopte hij zijn pink in de kleine opening en haalde zijn vinger als een brievenopener langs de plakrand. Het duurde even voordat Izaak de boodschap in de brief helemaal tot zich door had laten dringen. 

Ruben was bezig om met zijn zakmes de steeltjes van de rozen schuin af te snijden toen Izaak hem vanuit zijn bed bekeek. Ruben was het kind dat fysiek het meest op hem leek. Zijn kale slapen, donkere wenkbrauwen en hoge jukbeenderen maakten dat een ieder die hen samen zag altijd meteen wist dat zij familie van elkaar waren. Vroeger had Ruben vaak moeten uitleggen dat Izaak niet zijn opa maar gewoon zijn vader was, tegenwoordig hoefde dat niet meer. Ruben zag er, vond hij zelf, oud uit voor zijn 35 jaar. 

 Hoewel de steeltjes met doornen nog niet allemaal afgesneden waren, kwam Ruben toch weer op zijn stoel bij het bed zitten. Hij had gemerkt dat Izaak hem geobserveerd had en op het bed lagen de brief en envelop naast elkaar onder de rimpelige handen van zijn vader. ‘Ik weet dat ik nooit de vader voor je geweest ben die jij je gewenst had. Maar Ruben, voor mij blijf je het kostbaarste bezit dat dit leven mij heeft kunnen schenken. Het is heel verdrietig dat je moeder en ik het niet goed met elkaar konden vinden, behalve in bed’, na deze laatste opmerking verscheen er een glimlach op het gezicht van Izaak. ‘Maar het doet me verdriet te lezen dat je mij een egoïst vindt omdat ik altijd voor mijzelf kies’. Bij het uitspreken van de laatste woorden stak Izaak zijn beide armen naar voren als hoopte hij op een omhelzing, maar Ruben bleef zitten waar hij zat. 

Na een paar tellen liet Izaak zijn armen naar beneden zakken en leek het even of zijn ogen vochtig werden. De volgende ochtend zat Ruben extra vroeg aan zijn bureau en opende opnieuw het document dat hij Izaak geschreven had. Hij las het een paar keer hardop. De rest van de dag voelde Ruben zich schuldig en boos. Zijn lessen verliepen niet goed en tijdens de rapportvergadering liet hij verschillende keren zijn mening iets te luid horen. 

Na de vergadering vertrok Ruben direct naar zijn bureau om voor een zoveelste keer de brief te herlezen. Steeds hoopte hij dat er iets anders stond maar het stond er echt, Izaak had het ook gelezen. Het lukte Ruben die avond tijdens het bezoekuur niet om terug te komen op de inhoud van zijn brief. Hij was te koppig om toe te geven dat hij als kind vaak genoeg echt trots op Izaak geweest was. In plaats daarvan deed hij die avond gewoon alsof er niets gebeurd was en liet hij de brief voor wat die was. Mailin Fleur landvreugd

Reacties